Inleiding
Deze rustige waterbewoner met een robuust uiterlijk behoort tot de familie van de karperachtigen (Cyprinidae). De zeelt wordt ook wel "Groene Karper", "Muidhond" en in de Betuwe "Louw" genoemd. In het Latijn "Tinca tinca". Een bijnaam van de zeelt is "doktersvis". Er bestaat namelijk een oud volksgeloof dat andere vissen van ziekten en kwalen herstellen door zich tegen de zeelt aan te wrijven. In de Middeleeuwse geneeskunde gold de zeelt ook als een werkzaam middel tegen allerlei menselijke kwalen zoals hoofdpijn, galstenen, ingewandwormen, jicht, geelzucht en oorontsteking.

De zeelt heeft een vrij kort en hoog lijf, dat bedekt is met heel kleine schubben. Deze zitten diep in de onderhuid en eroverheen zit een dikke, slijmerige opperhuid. Soms treft men exemplaren met een praktisch naakte huid aan. De zeelt is overwegend groen: de rug is fraai olijfgroen, de zijden zijn bruin- tot grijsgroen met een gouden glans. De buikzijde is veel lichter en de bolronde vinnen zijn donker. De Zeelt heeft ook een paar baarddraden op zijn mondhoeken waarmee hij de bodem aftast naar voedsel. Zijn kleine ronde ogen spelen daarbij geen rol van betekenis. Zijn voedsel bestaat uit muggenlarven, slakjes, watervlooien en kreeftachtigen.

De zeelt groeit niet zeer snel en is bijzonder vruchtbaar. De paaitijd is vrij laat, van juni tot augustus worden de groene kleverige eitjes in een aantal keren afgezet op waterplanten,het mannetje komt later de eieren bevruchten. Na 3 tot 6 dagen komen de eitjes uit. De jonge zeeltjes teren dan nog ongeveer 10 dagen op de dooierzak. Daarna gaan ze zelfstandig op zoek naar voedsel. Zij groeien zeer traag. In het eerste jaar worden ze niet groter dan 3 tot 6 cm. Na 3 tot 4 jaar is de zeelt geslachtsrijp.

De zeelt behoort tot de weinige vissen, waarbij we op het eerste gezicht kunnen zien, met welk geslacht we te doen hebben. Je kunt het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje zie aan de aarsvinnen. Bij een mannetje komen die over het poepgat, bij een vrouwtje zitten ze er net voor. De groei van de zeelt is betrekkelijk traag en sterk afhankelijk van de omstandigheden. Na het eerste groei seizoen bereikt de zeelt een lengte van 3 tot 6 cm. De mannetjes groeien trager dan de vrouwtjes.

De zeelt behoort, evenals de karper, tot de trage zwemmers. Gedurende zeer warme zomerdagen wordt nauwelijks gezwommen; ze houden dan een soort zomerslaap. Wanneer het water te warm wordt in de zomer, overvalt hen een lichte "lethargie", die je kunt vergelijken met de toestand van een dier in winterslaap.

Deze vis is uitzonderlijk goed bestand tegen een laag zuurstofgehalte van het water en een hoge zuurgraad; zelfs in veenpoelen kan hij overleven. Daarmee is de vis redelijk bestand tegen organische vervuiling. Weggekropen in modder of leem of dicht tegen elkaar aan, in scholen vlak boven de bodem, brengen zeelten de winter door. De zeelt is een verlegen vis die zich bijna altijd schuil zal houden tussen de beplanting. De zeelt zit bijna altijd op de bodem. De lengte van een zeelt is maximaal 70 cm.


Leefgebied
De zeelt leeft graag in de dekking van waterplanten en obstakels, dicht tegen de bodem. Ze houden van een afwisselende omgeving, met leliebladen, grondbanken, onderwater obstakels, overhangende bomen en dergelijke. In het voorjaar zitten ze graag dicht aan de kant, maar later in het seizoen verplaatsen de zeelten zich naar dieper water en houden ze zich op de taluds op in de begroeiing. De meeste kans maak je aan zonnige plantenrijke oevers van grote meren en in klein water. De zeelt is een vis van traag stromend of stilstaand water met een bodem van modder. Waterplanten, in soorten rijke gemeenschappen zijn van groot belang.

Bermsloten

  • Bermsloten zitten vaak zeer vol met zeelten en bij het zogenaamde "hekkelen" (schoonmaken van een watergang) gaan vele vissen helaas dood! Doodzonde, men moet eigenlijk gewoon een extra medewerker aanstellen om de op de kant geschepte vis te sorteren en terug te gooien in het water. Maar ja, de arbeidskosten zijn tegenwoordig te hoog. In deze soort sloten kan je ook goede vangsten behalen door de klassieke "harkmethode" toe te passen. Je maakt een strook vrij van waterplanten met behulp van een traditionele tuinhark en ga dan daar vervolgens vissen. De waterplanten zijn ontworteld en de omgewoelde bodem lokt zeelt om een kijkje te gaan nemen en gaat op zoek naar de vrijgekomen wormen.

Het machinaal 'hekkelen'. (Klik met de linkermuisknop op de foto voor een filmpje op YouTube.)

Parkvijvers

  • Parkvijvers zijn vaak vergeten viswaters. Dit zijn juist de geliefde waters van de zeelt en dus ook van zeelt liefhebbers.Vangsten van 5 tot 10 zeelten zijn zeer goed mogelijk. Meestal zijn het zeer ondiepe waters met wat waterlelies. De zeelten overwinteren hierin door diep in de modderlaag weg te kruipen.

Zandafgravingen

  • Op kleine zandafgravingen zit vaak een leuk bestand aan zeelten en als er ook nog eens op karper wordt gevist, zijn er vaak mooie grote exemplaren te vangen. Ook staan dit soort waters vaak in verbinding met de bermsloten die uitpuilen van de zeelt. De vissen verkeren meestal in zeer goede gezondheid en geven een prima strijd aan de sportvisser.

Kanalen

  • Op kanalen wordt met regelmaat een zeelt gevangen. Vaak betreft het zeelt die uit kleinere stilstaande weteringen het kanaal is opgetrokken op zoek naar voedsel. Maar er zijn ook verouderde kanalen met weinig tot geen scheepsvaart en juist deze wateren zijn in de loop der jaren uitgegroeid tot nieuwe huisvestingen voor de zeelt.

Rivieren

  • Alleen oude, langzaam stromende riviertjes zijn geschikt als zeeltwater. De grote rivieren vindt "de groene karper" maar niets. Natuurlijk kun je hier wel af en toe een zeelt vangen, maar een zeelt blijft toch een "stil-water-vis".

Meren

  • Vooral op veenplassen kan een redelijk bestand aan zeelten zitten, meestal is de brasem een te grote concurrent voor de zeelt en komt dan ook niet veel voor op meren.

Aas en voer
De zeelt is in veel wateren te vinden, maar laat zich eigenlijk maar weinig vangen. Veel vissers zoeken de oorzaak hiervan bij het aas, de methode of het geheel ontbreken van de zeelt. Maar dan vergeten ze een aspect: de bedrijvigheid en het rumoer dat er overdag op veel wateren is. Zwemmende honden, stenengooiende voorbijgangers en wellicht ook nog waterfietsen en de plaatselijke scouting zorgen voor een hoop kabaal. Daarom verlegt de zeelt in veel wateren haar foerageertijden tot in de nacht, wanneer de rust is wedergekeerd. Vanaf 22.00 uur tot middernacht kun je weer azende zeelt verwachten, na een pauze tot 02.30 is er dan vaak weer een aasperiode tot ongeveer 04.30. Een uitzondering op deze regel gaat op wanneer de heetste zomerdagen zijn aangebroken; dan zijn ze voor middernacht helemaal niet te porren voor een maaltje.

De zeelt zoekt dus vooral nachts naar voedsel. Zicht speelt een onbelangrijke rol, de tast haren wijzen op aanpassing aan foerageren in de bodem. Belangrijk voor de zeelt is de aas aanbieding en de voerplek, omdat de zeelt van naturen erg schuw is en slechte ervaringen niet snel vergeet. De zeelt zal aas waarmee hij al een keer gevangen is niet snel weer oppakken. Wat dus een aan te raden benadering voor zeelt is, is variëteit in de aassoorten. Het meest traditionele aas voor de zeelt is waarschijnlijk de worm (in de vorm van 1 enkele worm of als trosje mestpiertjes) en de broodvlok. Op de meeste wateren echter is dit aas al zeer veel gebruikt en wordt dus wat meer creativiteit van de sportvisser gevraagd. Het eerste en gemakkelijkste is het aanpassen van de aassoort. Een goed alternatief is maïs, omdat dat in de hengelsportwinkels in verschillende kleuren en smaken te koop is. Een goedkoper alternatief is om zelf maïs te kopen in de supermarkt en dan te kleuren en van een "flavour" te voorzien. Een ander goed aas zijn natuurlijk boilies. Deze zijn in bijna een onbeperkt aantal smaken, kleuren en maten verkrijgbaar. De zeelt eet eigenlijk vooral wat de pot schaft en gewoon visvoer lusten ze ook graag.

Een overzicht van de meest gebruikte aassoorten:

  • Wormen (ook als POP-UPS door met lucht te injecteren)
  • Mestpiertjes (in een trosje aan de haak)
  • Broodvlokken
  • Maden
  • Maïs
  • Boilies
  • Kaas
  • Vleeswaren

De zeelt houdt van nature al van een flinke hap zoals waterslakken (MET HUISJE EN AL !)


De voerplek
De voerplek is ook van groot belang bij het vissen op zeelt. Juist omdat deze vissen zo schuw en slim zijn, moet ook hier veel aandacht aan besteed worden. Het komt er op neer dat de voerplek in kleur niet te veel mag afwijken van de kleur van de bodem. Als de kleur van de voerplek te veel afwijkt van de bodemkleur dan zal dat de zeelten afschrikken en mijden ze de voerplek. Van grote invloed is hier ook de diepte van het te bevissen water. Hoe ondieper en helderder het viswater, des te meer moeten we de kleur van het lokvoer aanpassen aan deze bodemkleur. Het is dan dus van belang om het lokvoer ook een geur of smaak mee te geven, later volgen enkele suggesties.

Het meest eenvoudig manier is om een "kant en klaar" voer te kopen in de hengelsport winkel. Voorbeelden van fabrikanten met een groot assortiment zijn Naar de website van Sensas"Sensas" , Mondial fishing en "M. v/d Eynde".
Van deze eerste fabrikant kunt u GRATIS een catalogus bij een dealer ophalen. In deze catalogus staat het complete assortiment vermeld met de daarbij behorende toepassingen.

 

Een basis lokvoer voor zeelt kan heel eenvoudig zijn, 50% paneermeel en 50% speciaal voer, zoals "3000 TANCHE" van SENSAS of "EXPO" van M. v/d Eynde. Door deze basis is het aan te raden een groot aantal partikels te mengen, zoals maïs (in verschillende kleuren), pinkies, maden, casters, hennep en geknipte wormen. Met deze partikels maken we het onderscheidt tussen het haakaas en het voer minimaal.


Vangtechniek: vaste hengel

  • Vaste hengel van 6 m
  • snoer 0,14 à 0,18 mm
  • haak nummer 6 à 14
  • geen te zware dobber.
  • Aassoorten: deeg, korstje, gekookte aardappel, regenworm, vleesmade, bloedworm
  • Men vist liefst in de buurt van vegetatiezones, tegen de bomen.
  • De aanbeet is zeer voorzichtig en kan en hele poos in beslag nemen vooral als men vist met levend aas. Neem je tijd!
  • In voedselrijk water is de zeelt bijna altijd een schemerdier.
  • Zonnige, heldere dagen zijn voor de vangst dikwijls slecht; sombere dagen met druilerige regen zijn vaak zeer goed.
  • Beste visperiode: april tot september

Vangtechniek: match hengel
Sommige hengelsporters vinden dit de mooiste manier van vissen op zeelt, maar ook op karper en brasem. In parkvijvers is het meestal vrij ondiep, dus is vissen met een voerkorf niet echt aan te bevelen. Daarom wordt dus met de matchhengel de vijver belaagd. Een gewoon brasemvoertje voldoet met daarbij als aas maden of wormen. Het voer goed bevochtigen en zeven, om een mooi los voertje te krijgen en vervolgens wordt de hengel klaar gemaakt.

De volgende hengels kunnen voor dit doel gebruikt worden:

  • Snoekbaarshengel: "Shimano" Twinpower 3.00 meter.
  • Matchhengel:"Shimano"Comprematch St (Versneden top) 4.20 meter.

Vraag:

Hoe kan ik het gemakkelijkst uitpeilen met de matchhengel?

Antwoord:

Aangenomen dat het om een vaste montage gaat, loodt dan eerst de matchdobber goed uit. Schuif al het lood tot vlak onder de match dobber en doe dan een loodje BB op de haak.

Gaat de dobber nu onder, schuif dan de dobber net zolang omhoog tot deze mooi uitgelood blijft staan.

Met dank aan: De Groene Karper - De Zeelt specialisten site van Nederland

Joomla SEF URLs by Artio